Het woud
de plek waar wij zijn
Verdwaald
Sta stil. De bomen boven en de struiken naast je
zijn niet verdwaald. Waar je ook bent wordt Hier genoemd,
treed het tegemoet als een krachtige vreemdeling,
vraag toestemming om het te leren kennen en gekend te worden.
Het woud ademt. Luister. Het antwoordt:
ik heb deze plek om jou heen gemaakt.
Als je het verlaat, mag je weer terug keren, en Hier spreken.
Geen twee bomen zijn hetzelfde voor de Raaf.
Geen twee takken zijn hetzelfde voor het Winterkoninkje.
Als je het wezen van een boom of een struik vergeten bent,
ben je zeker verdwaald. Sta stil. Het woud weet
waar je bent. Laat je door haar vinden.
David Wagoner,
vrij vertaald door Marieke,
originele titel Lost
“Sta stil. Het woud weet waar je bent. Laat je door haar vinden…..” Als ik deze zin tot me door laat dringen is het zó hoopvol! Het woud weet waar ik ben. Het woud van het leven van alledag, de stad, de drukte, de rompslomp, de hectiek, het woud weet waar ik ben. Laat je door haar vinden… Me laten vinden in plaats van allerlei acties te ondernemen. Me laten vinden door te Zijn in plaats van door te Doen. Door stil te staan en stil te zijn.
Het vertelt me dat ik niet hoef te vluchten en te ontvluchten maar stil kan staan op de plek waar ik ben, Hier. Door mij het wezen van een boom of een struik te herinneren die meebeweegt met de wind en op de plek blijft waar die staat. Mijn eerste reactie: “Hoe kan ik me nu het wezen van een boom of struik herinneren? Ik ben toch geen boom of struik?” klinkt logisch en toch…? Wellicht is het ook zo dat het wezen van bomen en struiken, dieren, vogels en vissen, aarde, lucht en hemel op een zekere manier in ons besloten ligt. Zonder die natuur en elementen om ons heen zouden wij niet zijn ontstaan. We zijn geëvolueerd uit dat wat al aanwezig was. In het oude scheppingsverhaal zoals beschreven in Genesis ontstaat eerst de dag en de nacht, dan water en land. Vervolgens de natuur met al het groen, vruchten en bomen. Dan lichten aan de hemel om dag en nacht te scheiden, vissen, vogels en andere dieren. En dán pas de Mens!! De Mens als wezen heeft alles wat eerder ontstaan is nodig om te overleven. Dat ziet eruit als een stapelverhaal. Er is uiteraard eerst water en groen nodig voordat de vissen en vogels kunnen ontstaan. Heel de schepping is gebouwd op het fundament van het voorgaande. Het is geen wederzijdse afhankelijkheid. Vissen en vogels hebben óns niet nodig maar wel de cyclus van water, licht en het groen. Ons bestaan is letterlijk gegrondvest in het wezen van de natuur; in ons gedicht in het wezen van de boom of de struik. In diepste wezen kennen wij de boom of de struik. We kunnen het ons herinneren. Als ik dit op deze manier bekijk kan ik het een plek geven. Dan zie ik de verbinding tussen mij, een mens, en de natuur waarin ik leef. Ik ga eens na welke boom er bij mij opkomt, misschien zelfs welke boom ik zelf zou kunnen zijn. Een eik? Zeker niet. Een beuk? Lijkt mij ook onwaarschijnlijk, te stevig, te onbeweeglijk. Dan zie ik het beeld van een berk; ja, dat is het goede beeld. Stevig, maar toch heel beweeglijk. Het gaat alle kanten op, maar het heeft toch een goede stabiliteit.
Oefening:
Als jij een boom of een struik was, was je dan een eik of een berk? Een beuk of bamboe? Een treurwilg of een appelboompje? Kijk maar eens wat er in je opkomt. Die boom of die struik waar jij een glimlach bij voelt opkomen is de jouwe!
Stel je dan maar eens het ‘karakter’ van jouw boom of struik voor. Hoe flexibel is het, hoe stevig of misschien juist onbuigzaam? Herken je dit ook bij jezelf?
Herinner jij je het wezen van jouw boom of struik, hoe het staat en zich handhaaft in weer en wind? Hoe het zich handhaaft in het woud?
Experimenteer maar eens met het beeld en de kracht van jouw boom of struik als je je verloren of overspoeld voelt in het woud van alledag.
Met het beeld van ‘de berk’ ga ik terug naar het gedicht, naar het ademende woud dat mij zegt dat het deze plek, waar ik nu ben, Hier, om mij heen gebouwd heeft. Ik stel mij voor of ik dit als een gegeven zou kunnen aanvaarden. Dit hier, dit nu. En dat ik kwaliteiten heb, een berkenkwaliteit. Kan ik mij dan voorstellen dat mijn levensstrategie anders zou kunnen zijn? Dat mijn vlucht-(of vecht-)reflex misschien wel verandert in een aanwezig zijn bij dat wat lastig of moeilijk is?
Het voelt rustgevend mij voor te stellen dat het leven een Woud is, dat ik geworteld en al in een Woud leef van steeds wisselende decors: die van het dagbewustzijn, maar ook die van het nachtbewustzijn.
Hoe dromen altijd beginnen met een decor. Ik sla mijn eigen dromen erop na en ik zie dat de meeste decors in mijn dromen beginnen met een heel concrete omgeving: ik ben in een huis of een variant hierop, een ruimte, een bioscoop, een school, een workshop, noem het maar. Vaak verandert dit concrete decor in de loop van het verhaal in een landschap: een strand, een berg, een bos, vaak een sneeuwlandschap. Zowel het concrete als het landschappelijke kan ik zien als een woud dat ademt, luistert en antwoordt. En dat van mij gevraagd wordt hier bij te blijven. Om ook in dromen stil te blijven staan zodat ik mij kan laten vinden.
Dit overdenkende lijkt mij het beeld van ‘lucide dromen’ waarin de dromer het heft in eigen hand neemt niet erg te passen… Een vraagstuk voor een andere keer.
En ik realiseer me dat het woud ook ademt, luistert en antwoordt in sprookjes en mythen. Ik denk aan Roodkapje die verdwaalt in het woud, afgeleid door de mooie bloemen. Of Hans en Grietje die heel diep in het woud de weg naar huis terug moeten zien te vinden. Ook de ridders van de Ronde Tafel zoeken hun Graal in het diepe Woud. Zij moeten zich een weg banen daar waar geen weg is….Een prachtig symbool van Westerse mystiek.
Ook al voel ik me dan soms verdwaald; dat wat om mij heen is, is nooit verdwaald omdat het Hier is. Dat is de uitdaging; om daar te zijn precies waar ik nu ben. Ook in stormachtige tijden.
Oefening:
Stel je dan voor dat je in jouw woud staat stevig geworteld precies als de struik of boom die je net voor je geestesoog zag. Je staat daar en je handhaaft je. Gericht op het Hier en nu. Voel hoe je van nature de flexibiliteit hebt om mee te bewegen. Voel die beweging maar helemaal in jouw lichaam. Je bent uitstekend in staat om je te handhaven. Ook in stormachtige tijden….
Ik merk dat als ik dit doe, dit stevig wortelen en tegelijkertijd flexibel meebewegen, ik het Hier tegemoet kan treden als ‘een krachtige vreemdeling’ die toestemming vraagt om te leren kennen en gekend te worden. Ik vind dit een heel mooi beeld omdat het een zekere verwondering uitdrukt. Een ‘zwakke’ vreemdeling zal immers op reis in zijn schulp kruipen en verlangen naar het bekende en vertrouwde, maar een krachtige vreemdeling zal zich verwonderen over de reis en over het onbekende. En dan pas kan ik iets leren kennen en het verstaan. Het gaat meer over luisteren en verstaan dan over zoeken. Het gaat over mij laten vinden.
En als ik die bereidheid heb, komt als vanzelf de archetypische ‘boodschapper’ van het woud: de vogel….